Johan Kolsteeg, Geert Drion, Barend van Heusden, resp. universitair docent, promovendus en hoogleraar bij de opleiding Kunsten, Cultuur en Media van de Rijksuniversiteit Groningen.
Later dit jaar vindt in Groningen voor het derde jaar het project De Wijk de Wereld plaats. Een week lang is de Stadsschouwburg het domein van wijkbewoners en hun verhalen. De Wijk de Wereld wordt alom gezien als een geslaagd voorbeeld van participatie in cultuur.
Participatie in cultuur is al decennia onderwerp van politiek en maatschappelijk debat: hoe kunnen culturele instellingen een ander, nieuw publiek bereiken? Meer, en divers publiek naar de instellingen krijgen is tot nu toe niet of nauwelijks gelukt; het wordt daarom tijd dat de instellingen in de richting van het publiek bewegen (zie bijvoorbeeld het advies Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur van de Raad voor Cultuur, april 2019). We denken echter nog te vaak over participatie in termen van de consumptie van een product, dat bij een instelling ‘gehaald’ wordt. Het denken over participatie zou echter ook bij de productie van cultuur kunnen beginnen. Deelnemen aan cultuur is meer dan alleen iets consumeren. Deelnemen aan cultuur houdt in: de cultuur maken en mee-maken. Het gaat om de verbeelding van (aspecten van) het bestaan, en het publiek is hier dus de ervaringsdeskundige. Het besef groeit dan ook dat de vraag niet alleen zou moeten zijn: voor wie maken de instellingen cultuur, maar ook: mét wie?
culturele democratie
Culturele democratie veronderstelt dat de relaties tussen makers, publiek en (lokale) overheid bepaald worden door het democratisch recht om deel te nemen aan de productie en receptie (het maken en mee-maken) van cultuur. Het vermogen om via verbeelding greep te krijgen op je leven en volwaardig deel te nemen aan de samenleving ontstaat en ontwikkelt zich door uitdagende culturele ervaringen. In een democratie is het de taak van de overheid om het recht op cultureel bewustzijn en culturele expressie van haar burgers te garanderen. Een rijk, gevarieerd en kritisch cultureel bewustzijn vormt een stevige basis voor betrokken burgerschap. Culturele democratie borgt daarom de culturele ervaringen en ontmoetingen voor álle burgers. Ze bevordert en ondersteunt de verbeelding van collectieve, én individuele ervaringen. Een culturele democratie kan ook niet anders dan zich verzetten tegen een alarmistische verheerlijking van een imaginaire en statische nationale culturele identiteit.
inclusiviteit
Hoe kan de overheid culturele democratie het best ondersteunen? Lokaal worden talloze initiatieven zoals De Wijk de Wereld ontwikkeld. In diverse onderzoeksprojecten in het land worden de contouren onderzocht van culturele democratie, inclusief een cultuurbeleid dat is gebaseerd op het ontwikkelen en ondersteunen van het cultureel vermogen van burgers. De minister ondersteunt het thema onder meer met een fonds voor cultuurparticipatie door ouderen, en met het nieuwe programma Cultuurparticipatie, dat zorg en sociaal werk met culturele instellingen verbindt en uitgaat van het eigen creatieve vermogen van deelnemers. Dit programma biedt een aanknopingspunt voor het denken over culturele democratie, waarbij participatie wordt opgevat als proces van cultuur maken en mee-maken. Maar er is meer nodig.
Het cultuurbeleid is tot nu toe vooral gericht geweest op het bevorderen van de waardering voor, en het bereik van culturele producten (voorstellingen, uitvoeringen, kunstwerken). Wat we nu nodig hebben is een cultuurbeleid dat een democratisch proces van culturele uitwisseling waarborgt, zodat nieuwe vormen van verbeelding kunnen ontstaan en mensen uitgedaagd worden daarover een mening te ontwikkelen en die in een gesprek te onderbouwen. Inclusiviteit is een voorwaarde, te beginnen met het serieus nemen van de culturele productie van uitgesloten, niet-gerepresenteerde groepen. Deze inclusiviteit gaat dus verder dan diversiteit van aanbod, personeel, publiek en bestuur. En het gaat veel verder dan een nieuw publiek uitleggen hoe je kunt ‘wegdromen in een boek of je omver laten blazen door de schoonheid van een schilderij’ zoals de minister schrijft. Dit soort clichés komen niet in de buurt van wat kunst in een culturele democratie eerst en vooral doet, namelijk: middels verbeelding bijdragen aan een kritisch zelfbewustzijn van burgers.
Inclusiviteit staat al lang op de agenda, bijvoorbeeld van theatermakers. Neem de Groningse Stadsschouwburg, die een week na de drukbezochte productie Conversations van Kris Verdonck, een absurdistisch portret van vijf ‘figuren in een eindsituatie’, de deuren opent voor De Wijk de Wereld waarin de Groningse wijk Beijum ‘in al haar smaken, geuren en kleuren tot leven komt’. Of neem Hoe ik talent voor het leven kreeg van Floris van Delft en anderen, een indringend voorbeeld van culturele uitwisseling, voor acteurs, publiek en ‘nieuwe Nederlanders met een vluchtverleden’.
cultuurbeleid gebaseerd op vertrouwen
Professionals weten wat ‘werkt’ wanneer het erom gaat de collectieve en individuele verbeelding op gang te brengen. Dat is hun vak. Het is aan de overheid om die praktijk te begrijpen, te vertrouwen en te ondersteunen, en te toetsen op de vraag of de toegang tot de culturele verbeelding, en het gesprek erover, voor iedereen voldoende gegarandeerd is. Het huidige beleid helpt daar niet bij: de suggestie van de minister om voor de financiering van Fair Practice minder voorstellingen te maken heeft een onevenredig zwaar effect op kleinere instellingen, waar inclusiviteit zoals wij hier bedoelen vaak hoog op de agenda staat. We zouden meer moeten weten over hoe cultuur ‘achter de voordeur’ leeft, zoals Wim Burggraaff en Mieke Klaver in Den Haag hebben onderzocht. Daarnaast is goed cultuur- en kunstonderwijs een voorwaarde voor culturele democratie, en als zodanig een verantwoordelijkheid van de overheid, net als de zorg voor een kwalitatief hoogwaardige en toegankelijke infrastructuur.
Een beleid dat erop gericht is culturele democratie vorm te geven heeft gevolgen voor hoe instellingen zich opstellen te opzichte van het publiek, voor de invulling van begrippen als ‘kunst’ en ‘kwaliteit’, voor de manier waarop culturele instellingen bestuurd worden, voor het ontschotten van culturele en maatschappelijke beleidsagenda’s en voor lokale overheden, die een grotere rol zullen gaan spelen en daarvoor serieuze middelen en het vertrouwen van Den Haag nodig hebben. Culturele democratie laat diepgaande verschillen van mening toe over wat wel en wat niet kunst is, en wat wel of niet de moeite waard is. Maar het is de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat het speelveld voor alle burgers min of meer gelijk is, en dat iedereen de kans krijgt om mee te spelen.
Voor een democratische samenleving is het garanderen van de vrijheid van cultureel bewustzijn en expressie van levensbelang. Deze vrijheid draagt bij aan een samenleving die open staat voor verandering, en waarin mensen ondanks, en dankzij!, culturele verschillen goed met elkaar kunnen samenleven. Dit doel lijkt ons voldoende legitimatie voor een actief cultuurbeleid. Wat dat beleid concreet zou moeten gaan inhouden? Laat dat onderwerp van gesprek zijn voor de komende vier jaar.