Een tempel zonder drempel: hoe bereik je de Groningers?

Door Andreas Blühm

Dagelijks lopen en fietsen duizenden Groningers over de Werkmanbrug op weg naar en van de binnenstad. Ze bevinden zich dan midden op het museumeiland, tussen de paviljoens van Alessandro Mendini en Philippe Starck. Grote affiches onderbreken hun pas en maken attent op de actuele tentoonstellingen; het restaurant en de winkel nodigen eveneens uit om de reis even te onderbreken. En als de mensen moeten wachten voor de ophaalbrug zien zij aan de onderkant ervan al het eerste kunstwerk: de tegelachtige stikkers van Wim Delvoye. Menigeen zal denken: ‘Als ik tijd heb ga ik eens naar binnen.’ Met gemiddeld ruim 200.000 bezoekers per jaar in een stad van ongeveer net zoveel inwoners zou je denken dat iedereen wel eens in het museum is geweest. Maar dat is niet het geval. Vooral in de drukkere wintermaanden wordt het Groninger Museum vooral bezocht door dagjesmensen uit andere delen van Nederland, van wie zelfs 60-70% van buiten de drie Noordelijke provincies komt.

Het is een klassiek probleem voor elk museum om de lokale bevolking te bereiken. Zo zie je zelden Parijzenaars in het Louvre. De oorzaken zijn verschillend: ‘Het museum staat er morgen ook nog’, ‘Ik was er ooit met school geweest’, ‘Als mijn tante uit Amerika op bezoek komt, dan ga ik wel’, ‘Het weer is nu te mooi’. Maar er zijn ook structurele belemmeringen. Voor grote delen van de bevolking is het museum een cultuurtempel met een hoge drempel. Men weet niet wat daar te verwachten valt, de tentoongestelde voorwerpen zijn onbegrijpelijk, tekst en uitleg te ingewikkeld, voor kinderen is er al helemaal niets leuks te beleven of men interesseert zich gewoon niet voor kunst. Het zijn vaak vooroordelen, want eenmaal binnen lijkt het best mee te vallen, zeker in het kleurrijke Groninger Museum met zijn kenmerkende diversiteit aan collecties.

Als je niets doet, verandert er ook niets. Elk museum, door de belastingbetaler gesubsidieerd of niet, heeft de ambitie om een zo breed mogelijk spectrum van de bevolking te bereiken en te enthousiasmeren. Maak van bezoekers gebruikers, is het streven. Het museum is dan ook geen concurrent van andere musea, maar van andere mogelijke vrijetijdsbestedingen. Dat kan een dierentuin zijn, maar ook een winkelcentrum. Bij mooi weer hebben we er geen probleem mee als de dierentuin even de voorkeur geniet, maar bij regen …?

Hoe kunnen musea actief en efficiënt werven? Het begint met de houding. Hoe laagdrempelig is ons aanbod, oftewel hoe begrijpelijk maken we complexe historische en artistieke fenomenen? Het begint met een vriendelijke ontvangst in de foyer en pakkende teksten op de zalen. Een nauwe samenwerking van conservatoren en de afdelingen educatie en marketing is essentieel. Zij moeten met elkaar op gelijke voet samenwerken, het liefst al tijdens de programmering.

Tenslotte moet het museum niet alleen wachten tot er iemand komt, maar kan zelf ook naar buiten treden. In het Groninger Museum ontwikkelen we voor de komende beleidsperiode (2017-2020) tal van activiteiten om dit te bewerkstelligen. Het afgelopen jaar, bijvoorbeeld, hebben we gratis toegang voor kinderen, jongeren en studenten (die in Groningen studeren) ingevoerd – met succes! Dit jaar begon het Groninger Museum met de programmering van het Wall House #2, het architectuuricoon van John Hejduk aan het Hoornse Meer. Fotografe Gea Schenk heeft de creatieve geesten uit de wijk benaderd om elk weekend een aansprekend programma te bieden dat zich met name op de bewoners van de omgeving richt. Wellicht kunnen we het Wall House tot een vanzelfsprekende ontmoetingsplek voor hen maken.

Sinds mei heeft het Groninger Museum zijn eerste ‘medewerker buitendienst’. Het verschil met vele andere outreach-activiteiten, die met name in de VS en in Groot-Brittannië al jaren met wisselend succes bestaan, is niet zo groot. We proberen het wiel dan ook niet helemaal opnieuw uit te vinden. Geertje Smeding gaat onderzoeken welke behoeftes er bij mensen bestaan die niet van huis uit al met musea in aanraking komen en die het museum misschien nog nooit als een interessante plek voor de vrijetijdsbesteding hebben gezien. Door middel van veldonderzoek probeert zij erachter te komen wat Groningers ervan weerhoudt om te komen. We willen echter de outreach niet incidenteel met projecten invullen, maar structureel in de organisatie verankeren.

Gemeente en provincie Groningen hebben zeven ‘cultuurpijlers’ uit verschillende sectoren benoemd. Voor musea is dat het Groninger Museum. We hebben nu ook een officiële status voor iets dat we al jaren doen, namelijk een soort moeder zijn voor vele kleine musea in de provincie. Bij cultuurpijlers gaat het om grotere zichtbaarheid van de activiteiten. Als nieuw element hebben we een langdurig project rondom de kunstenaarsgroep De Ploeg aangemerkt en hiervoor Lenny Bulthuis aangenomen, die de verbinding moet leggen tussen onze collectie schilderijen en de omgeving, waar deze schilderijen ontstaan zijn. Denk daarbij aan wandel- en fietsroutes naar de plekken waar de doeken geschilderd werden. Daardoor ontstaat een wisselwerking tussen de al dan niet toeristische herontdekking van het ommeland en het museum zelf. Zij zal daarbij ook de identificatie van de Ommelanders met het museum bevorderen, via een nieuwe of verdiepte kennis van de kunstenaarsgroep die het Groninger landschap op de kunstkaart zette.

Dit zijn de centrale activiteiten die niet geïsoleerd staan, maar in principe raakvlak hebben met alle activiteiten van het museum. Naast een hoge kwaliteit van de inhoud, afwisseling en originaliteit van onze programma’s zullen we ook een ‘engagement goal’ aan de projecten koppelen, want het liefste zouden we met elke tentoonstelling, elke aankoop of elk evenement nieuwe bezoekers willen boeien en zelfs binden.

Andreas Blühm. Foto: Jan Zeeman.

Andreas Blühm is geboren in Berlijn in 1959 en groeide op in Bremen. Na zijn studie Kunstgeschiedenis, Moderne Geschiedenis en Klassieke Archeologie in Tübingen en Berlijn werkte hij in het Museum voor Kunst en Cultuurgeschiedenis van de Hanzestad Lübeck, de Ostdeutsche Galerie in Regensburg en het Van Gogh Museum in Amsterdam. Hij was directeur van het Wallraf-Richartz-Museum & Fondation Corboud in Keulen. Blühm werd in september 2012 benoemd tot directeur van het Groninger Museum. Sindsdien schreef hij meerdere successen op zijn naam, waaronder de publiekstrekkers David Bowie is en Rodin – Genius at Work. Daarnaast is hij benoemd als bijzonder hoogleraar Kunstgeschiedenis, musea en maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Social Media Auto Publish Powered By : XYZScripts.com