Groninger Museum Tijdschrift vroeg Thijs Lijster een artikel te schrijven over Hide&Seek, de eerste solotentoonstelling van designer/kunstenaar Maarten Baas. Voor de Arts in Society Blog maakte hij een ingekorte versie.
De klok
Een klok is een verraderlijk ding. Ze toont ons de seconden, de minuten, de uren als netjes verdeeld over de omtrek van een cirkel, elk even groot als de vorige, alsof er geen wezenlijk onderscheid bestaat tussen het ene moment en het andere, en alsof na zestig seconden, zestig minuten of twaalf uur zich steeds weer exact hetzelfde verhaal voltrekt: de eeuwige wederkeer van hetzelfde. Ze verhult dat we ondertussen natuurlijk wel weer ongemerkt ietsje ouder zijn geworden, misschien zelfs wel ietsje wijzer, maar in elk geval anders. Een klok is met andere woorden slechts in staat om ons de tijd als kwantiteit te tonen, maar toont ons niet de tijd als kwaliteit: hoe de tijd voortsleept en ons vooruit duwt, hoe de tijd zelf verandert en hoe de tijd ons verandert, hoe het ene moment verschilt van het andere.
Maarten Baas lijkt met zijn klokken nu juist dat voor ogen te hebben. Zijn klokken maken van de tijd weer mensenwerk. Letterlijk: in de Grandfather Clock is de wijzerplaat een venster waarachter iemand verborgen zit die iedere minuut de wijzers uitwist en weer opnieuw tekent, in Sweepers Clock worden de wijzers gevormd door twee lijnen afval die door straatvegers iedere minuut een stukje verder geveegd worden, en in Analog Digital worden de lichtbalken van een digitale klok iedere minuut door een glazenwasser schoongemaakt of juist bedekt met verf. Tijd als handwerk in plaats van confectietijd. Toegegeven, het is niet altijd het meest inspirerende of uitdagende handwerk; de mensen ‘in’ de klokken van Baas lijken zich ook regelmatig te vervelen of zijn even afgeleid. Maar ook verveling hoort bij de menselijke tijdservaring, of misschien is verveling zelfs wel bij uitstek het ervaren van de tijd. Deze klokken vormen stuk voor stuk een fascinerend schouwspel, waar je eindeloos naar kan blijven kijken, waardoor je ook als beschouwer de tijd anders gaat ervaren.
Tijd en duur
‘Meten is weten’, zeggen we vaak, maar die uitspraak lijkt nu juist voor tijd niet zonder meer op te gaan. Dat werd al betoogd door de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) die de alledaagse ervaring van tijd probeerde te ontworstelen aan de manier waarop tijd in de wetenschap wordt gerepresenteerd. Het probleem van de wetenschappelijke benadering van tijd is volgens Bergson dat tijd wordt voorgesteld als ruimte, als een lijn die loopt van A naar B, en die net als een lijn van een grafiek oneindig deelbaar is. Op basis van deze kritiek introduceerde Bergson zijn beroemde onderscheid tussen temps en durée. Temps is de meetbare, wetenschappelijke tijd, de tijd voorgesteld als een lijn, zoals de tijdbalk in de geschiedenisboekjes of als de cirkel op de wijzerplaat van een klok. Maar tijd als duur is iets heel anders: het is de ervaren tijd die niet constant en meetbaar is, maar die vloeit en fluctueert, die stroomt als een rivier die dan weer rustig kabbelt en dan weer woest kolkt. Durée is veranderlijk per moment en per persoon; voor de ene persoon kan een museumbezoek oneindig duren, terwijl een ander de tijd vergeet. Niet voor niets zeggen we: gezelligheid kent geen tijd. Bergson zou eraan toevoegen: maar wel duur.
Versnelling en vernieuwing
Natuurlijk is ook de wijze waarop we tijd ervaren niet louter persoonlijk. Die ervaring is historisch en maatschappelijk bepaald. Ook wij als mensen worden immers steeds meer onderworpen aan de verwetenschappelijking van de tijd. Dit begon al met de industrialisatie, die maakte dat de arbeider in fabrieken werd onderworpen aan het ritme van de machine. Sindsdien zijn we alleen maar verder onderworpen aan strikte tijdsregimes, of die ons nu van hogerhand opgelegd worden of door onszelf. Niet voor niets kampen we tegenwoordig massaal met burn-out- en stressklachten.
Kan de kunst ons wat verlichting schenken in deze gejaagde tijden? Je hoort vaak de oproep om langzamer aan te doen, vanuit verschillende slow-bewegingen en ook van diverse filosofen en zelfhulpgoeroes. Toch staat een dergelijke verstilling of vertraging bijna haaks op het wezen van de kunst, zeker sinds de negentiende eeuw, die zichzelf immers juist graag mocht zien als de motor van versnelling en vernieuwing. Make it new!, zoals Ezra Pound zei, of: Il faut etre absolument moderne, in de woorden van Arthur Rimbaud. Verandering en vernieuwing lijken eigen te zijn aan de kunst, en de zoektocht naar het nieuwe bijna onontkoombaar.
Maarten Baas lijkt in zijn werk steeds te worstelen met dit dilemma: het nieuwe botst daarin steeds met het oude, de vernieuwing met de conservatie (zie de Smoke serie), de technologie met het handwerk (de Clay serie, de klokken van Real Time), de versnelling met de verstilling. In zijn jongste werken, getiteld New! Newer! Newest! komt die spanning buitengewoon krachtig naar voren. Een onderdeel ervan is het aanplanten van een bos in de polder, dat van bovenaf gezien een flitsend logo vormt: New! Het kunstwerk is echter pas over tweehonderd jaar voltooid, wanneer de bomen volgroeid zijn. Net als bij de klokken doet Baas ons hier de tijd zelf ervaren. En ook hier lijkt de bergsoniaanse durée een kernelement te zijn van die ervaring: we realiseren ons dat we de voltooiing van dit kunstwerk niet zullen meemaken, en daarmee worden we geconfronteerd met onstuitbare stroom van de tijd en de eindigheid van ons eigen leven.
Horseless carriage
New! Newer! Newest! doet denken aan de ‘Groene kathedraal’, de kathedraal van populieren van landschapskunstenaar Marinus Boezem, die al in 1970 geplant werd. In tegenstelling tot dit werk, echter, waarin de natuur een traditionele, zelfs religieuze vorm heeft aangenomen, kiest Baas ervoor zijn bos tot een advertentie te laten uitgroeien, dat met het wisselen van de seizoenen van kleur verandert zoals de neonreclame in een winkelstraat.
We kennen het ‘horseless carriage’ syndroom: wanneer nieuwe revolutionaire technologieën worden geïntroduceerd, worden ze vaak ‘vermomd’ in bekende vormen, omdat de vormgevers nog niets anders kunnen verzinnen, of opdat de consument er aan kan wennen. Zo hadden de eerste auto’s de vorm van koetsen (zonder paarden), en kregen de eerste gietijzeren bouwconstructies de vorm van marmeren zuilen of bomen. Met New! Newer! Newest! lijkt Maarten Baas dit principe om te draaien: ja, we willen wel vertraging, verstilling en slow art, maar we accepteren het alleen als het verpakt is in de ons bekende en aantrekkelijke vormen van vernieuwing. Daarmee erkent hij de blijvende aantrekkingskracht van het nieuwe voor de kunst, en voor ons als kunstliefhebbers, zelfs al moeten we er tweehonderd jaar op wachten.
Thijs Lijster is universitair docent kunst- en cultuurfilosofie in Groningen. Hij publiceerde vorig jaar de bundel De grote vlucht inwaarts. Essays over cultuur in een onoverzichtelijke wereld (Bezige Bij). Voor de totstandkoming van dit stuk dankt de auteur Leon ter Schure.
You must be logged in to post a comment.