Schrijver, trek je terug uit de publieke ruimte!

Door Krina Huisman

De mens van tegenwoordig verdraagt geen fictie. Ze wil weten of iets waargebeurd is of niet. Dit is begrijpelijk in een tijd van nepnieuws, maar ook uiteindelijk onwenselijk. Iemand die fictie niet verdraagt, verdraagt de ambiguïteit tussen werkelijkheid en verbeelding niet. Hij of zij wordt ook niet uitgedaagd om kwesties vanuit verschillende perspectieven te bezien en zijn of haar morele oordeel uit te stellen totdat het hele verhaal verteld is. De voorkeur gaat uit naar snelle oplossingen en niet naar vraagstukken die zich langzaam ontvouwen en waar mogelijk geen antwoord op te vinden is. Tegenwoordig wordt de publieke ruimte gedomineerd door mensen die geen fictie verdragen.

Je zou maar schrijver zijn in deze fictieloze tijd. Dat zal Charlotte Mutsaers ook gedacht hebben toen er ophef ontstond rondom haar net verschenen roman Harnas in Hansaplast. Het boek gaat over haar overleden broer, die als een kluizenaar is gestorven, en een huis achterlaat vol notitieboekjes, kattebelletjes en porno. Heel veel porno, ook kinderporno. De ophef gaat over de wijze waarop Mutsaers met deze kinderporno is omgegaan. In de roman staat dat ze deze heeft doorverkocht en dit bevestigt ze in een interview dat afgelopen weekend in Volkskrant Magazine is verschenen. Daarom moest ze op het matje komen bij Mathijs van Nieuwkerk, want het doorverkopen van kinderporno is natuurlijk een strafbaar feit. Hoe zit het nu precies? Spreekt de schrijfster de waarheid in het interview, of spreekt ze namens haar romanpersonage?

Het wordt een tenenkrommend gesprek, waarin twee werelden elkaar niet lijken te begrijpen: de wereld van de journalistiek, en dus de objectieve feiten, en de wereld van de roman, en dus de subjectieve beleving. Een duidelijk antwoord krijgt Mathijs van Nieuwkerk tot zijn eigen frustratie daarom ook niet. Zo reageert de schrijfsters halverwege het vragenvuur met de volgende opmerking: “Dan is er inderdaad het interview, waarvan ik ook niet helemaal zeker ben als schrijver … veel schrijvers hebben het gedaan hé … die hebben gezegd dat het interview gewoon in het verlengde ligt van hun oeuvre. Die hadden er helemaal geen enkel probleem mee om alles bij elkaar te liegen. Nou, dat doe ik over het algemeen helemaal niet, maar wél als het om iets in mijn boek gaat, want de volgende vraag is … ‘Is je broer wel echt, eigenlijk?’”

In de fictieloze samenleving zien we dus niet alleen onverdraagzaamheid jegens ambiguïteit – is iets waar of niet? –, maar ook een gebrek aan vertrouwen tussen auteur en lezer. Het woord ‘roman’ lijkt de schrijver niet langer te beschermen van het morele oordeel, zeker niet wanneer het verhaal gepresenteerd wordt als autobiografisch geïnspireerd. Is het genre ‘roman’ niet slechts een excuus om van alles te doen en te denken zonder je druk te hoeven maken over de consequenties? Het autobiografische pact tussen schrijver en lezer – de onbeschreven regel dat de gebeurtenissen in het autobiografische verhaal overeenkomen met de gebeurtenissen in het leven van de auteur – is door de recente uitstap naar autofictie verbroken. Het gevolg is dat schrijvers alsmaar geconfronteerd worden met de vraag of iets nu wel of niet waar is. Dit hebben ze dus deels aan zichzelf te danken, door hun eigen leven centraal te stellen en met publieke optredens de vragen van lezers tegemoet te treden, om ze vervolgens meer of minder kundig te omzeilen. Schrijvers zijn dus niet alleen slachtoffer van de crisis van vertrouwen, maar dragen er zelf ook een flink steentje aan bij.

Ik pleit daarom voor een herwaardering van fictie en een bepaalde terughoudendheid van de auteur in de publieke ruimte. Het werk moet weer op eigen benen komen te staan, zodat de roman als experimentele speelplaats beschermd kan worden voor het vluchtige en grillige publieke oordeel. Alleen dan blijft de roman relevant in het publieke debat, namelijk als herinnering aan de complexiteit van het leven en de onoplosbare spanning tussen werkelijkheid en fictie. Ze zal dan ook niet langer getoetst worden aan de hand van haar overeenkomst met het ‘echte’ leven, maar aan de hand van haar vermogen om inzicht te bieden in de geest van een getroebleerd mens, die veiligheid zoekt in sociale isolatie en troost in immorele praktijken. De roman weet niets, en probeert slechts te begrijpen.

 

Krina Huisman is promovenda bij Kunst, Cultuur en Media en bestudeert meer autobiografische verhalen dan haar lief is.  

Social Media Auto Publish Powered By : XYZScripts.com